Tekst Kees van Nieuwamerongen

Sinds 1 april mag ik mij als directeur van de Jeugdautoriteit onderdompelen in de jeugdwereld. Ik lees veel, ik praat veel en ik verbaas mij veel. Dat hoort ook zo, vind ik. De eerste periode in een nieuwe baan moet je je verbazen, en dat mag je best lang vol houden. Pas als je de dingen normaal gaat vinden moet je op gaan passen. Gelukkig sta ik niet alleen in deze verbazing. Zo sprak ik laatst op één dag twee mensen die zich zelf Alice in Wonderland noemden. Net als ik (relatief) nieuw binnen de jeugdwereld en zich net als ik verbazend over wat zij tegenkwamen.

Het moment dat ik in deze wereld stap is wel bijzonder; je kunt geen krant openslaan, website openen of gesprek beginnen of het gaat over de jeugdhulp. Als ik zou moeten geloven wat ik lees, dan kreeg ik geen beste indruk van de sector. Kort samengevat: in de jeugdhulpwereld lijkt niets goed te kunnen gaan. Het Rijk heeft geen visie, de gemeenten sturen niet, de aanbieders willen hoge winsten maken, de professionals werken niet samen, en de ouders vinden ieder vlekje een probleem en willen meteen een indicatie voor hun kind. Een groot aantal behandelingen werkt niet of nauwelijks, maar niets doen is misschien nog erger. Dat alles verdringt het zicht op de kinderen en gezinnen die écht aandacht nodig hebben en aan wie niemand toekomt. Iedereen weet het beter en is boos op elkaar. Wee diegene die het beeld probeert te nuanceren: hem of haar wacht hoon, of erger.

Ik verbaas me ook over die boosheid en vraag me af wat erachter schuil gaat. Misschien de teleurstelling van de niet-maakbare samenleving? Of in dit geval: het niet-maakbare kind? De verwachtingen zijn hemelhoog, de bewijzen dat een behandeling werkt gering, de bureaucratie is (mede door de decentralisatie) enorm en soms gaat het heel erg mis. Tv-programma’s en sociale media springen daar dan vol op zodat al gauw het beeld ontstaat dat alles misgaat. Ik moet wel eens denken aan professionals die op een verjaardag vertellen dat zij in de jeugdzorg werken en die dan waarschijnlijk alle misstanden van Jojanneke over zich heen krijgen. Ik benijd hen niet, terwijl ik tegelijkertijd zo’n bewondering voor hen heb.

Ik heb mij inmiddels met behoorlijk wat onderwerpen beziggehouden, maar pas nu lijkt mijn omgeving echt geïnteresseerd te zijn in wat ik doe.

Dat roept bij mij de vraag op of onze verwachtingen niet simpelweg te hoog zijn. De vraag naar jeugdhulp is enorm, dat alleen al bewijst dat er iets mis is in onze samenleving. We eisen enorm veel van elkaar en van onze kinderen in onze prestatiemaatschappij, waarin ieder klein verschil – of het nu op Instagram is of op de arbeidsmarkt - keihard wordt benoemd en afgestraft.

Daar willen we wat aan doen. Professionals schieten in actie, ouders eisen snelheid, de politiek staat op zijn achterste benen en de media zit er bovenop. Ik merk het zelf de afgelopen maanden. Ik heb mij inmiddels met behoorlijk wat onderwerpen beziggehouden, maar pas nu lijkt mijn omgeving echt geïnteresseerd te zijn in wat ik doe. En pas nu krijg ik van iedereen ongevraagd zijn of haar mening te horen, en die liegt er meestal niet om. 

En dus bewegen we in de oplossende modus heen en weer tussen decentralisatie en centralisatie, van vrijheid van de professional naar protocollen en bureaucratie, van marktwerking naar overheidssturing en van groot- naar kleinschaligheid en weer terug. Ook wij als JA gaan in die beweging mee, van ondersteunende partij naar scheidsrechter en uiteindelijk naar toezichthouder.

Portret van Kees van NieuwAmerongen
Kees van Nieuwamerongen is directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit

Intussen kom ik tijdens werkbezoeken en (kennismakings)gesprekken ook heel veel voorbeelden tegen van jeugdhulp die wel goed gaat. Bevlogen aanbieders die hun aanbod kwalitatief en financieel op orde hebben. Professionals die zich dag in dag uit inzetten om kwetsbare jongeren de veiligheid en hulp te bieden die ze nodig hebben. Gemeenten die de administratieve lasten voor aanbieders beperken in plaats van weer een nieuw formulier te bedenken. Het helpt de sector en de jongeren niet dat deze verhalen ondergesneeuwd raken. Vanuit de Jeugdautoriteit wil ik graag bijdragen aan een professionele, lerende jeugdhulpsector en aan een gezonde interactie tussen sector en (gemeentelijke) overheid. Alles in het belang van de kinderen en gezinnen die écht hulp nodig hebben. Ik weet nog niet of het juiste evenwicht tussen ondersteuner, scheidsrechter en toezichthouder wel bestaat en waar dat dan zou moeten liggen. Daar werken we nog aan, sinds vorige maand samen met de NZa. In de tussentijd blijf ik mij nog wel even verbazen.

Abonneren op JA Magazine

Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.