Neem een kijkje achter de schermen bij de afdeling Monitoren en Signaleren van de Jeugdautoriteit (JA). In dit interview vertelt Sabrina van Miltenburg, hoofd Monitoren en Signaleren, over de verschillende taken die zij uitvoeren en wat er allemaal bij een JA onderzoek komt kijken.
Waarom is het zo belangrijk dat de JA onderzoek doet?
Het jeugdhulplandschap kent vele partijen met elk hun eigen rol en verschillende belangen. De jeugdhulpaanbieders leveren de zorg, de gemeenten en regio’s zijn opdrachtgever, de ministeries van VWS en JenV zijn stelselverantwoordelijke en dan zijn er nog vertegenwoordigers van de verschillende factoren in de vorm van belangenverenigingen. In dit geheel fungeert de JA als neutrale partij zonder eigen belang. Ons doel is om naar de individuele partijen én naar de samenwerking tussen al deze partijen te kijken en te doorgronden welk effect dit samenspel heeft op de continuïteit van de jeugdhulp. De focus ligt hierbij op de beschikbaarheid van benodigde zorg en als die zorg al geregeld is, dat die niet ongecontroleerd wordt beëindigd. Het gaat dus met name om het verkrijgen van inzicht in al die verschillende aspecten binnen de jeugdhulpsector waar de JA als een centrale partij boven hangt. Om dit goed in kaart te brengen, is structurele monitoring en soms diepgaander onderzoek nodig.
Wat voor soort activiteiten voert Monitoren en Signaleren in het kader van onderzoek uit?
Monitoren en Signaleren voert verschillende soorten onderzoeken uit. We hebben de afgelopen twee jaar ieder jaar een onderzoek uitgevoerd naar de financiële positie van jeugdhulpaanbieders. Dat doen we tot nu toe door de data die openbaar beschikbaar zijn over jeugdhulpaanbieders met een omzet van meer dan 2 miljoen euro langs enkele meetlatten te leggen. Hierbij kun je denken aan financiële indicatoren en gegevens op het gebied van personeel. Omdat de indicatoren slechts een indicatie geven van een mogelijk risico, voeren we ook verdiepingsonderzoeken uit. In die onderzoeken spreken we aanbieders en opdrachtgevers.
Daarnaast voeren we thematische onderzoeken uit. In deze onderzoeken focussen we ons op een specifiek aandachtsgebied binnen de jeugdhulpsector, zoals dit jaar het onderzoek naar de ontwikkeling van zorg met verblijf bij orthopedagogische behandelcentra (OBC). Ook is vrij snel na ingang van de coronamaatregelen in maart 2020 gestart met een corona-quickscan om de gevolgen van corona en de coronamaatregelen op de jeugdhulpsector in beeld te brengen. In totaal zijn er vier corona-quickscans uitgevoerd. Dat hadden we bij de planning van de activiteiten voor het jaar 2020 natuurlijk niet voorzien. De JA houdt ook in 2022 ruimte voor onderzoeken naar ontwikkelingen, die zich aandienen.
Gebeurt het ook dat een onderzoek wordt opgestart op basis van binnengekomen signalen?
Gezien de relatief korte tijd dat de JA bestaat, is dat nog nauwelijks aan de orde geweest, met uitzondering van corona en de quickscans die we daar razendsnel op hebben ontwikkeld. In 2021 hebben we meerdere ronde tafels georganiseerd over diverse thema’s, die mogelijk in de reguliere monitoringsactiviteiten een plek krijgen, maar zich ook zodanig kunnen ontwikkelen dat dit een specifiek onderzoeksthema wordt. We maken hierbij gebruik van de kennis die we zelf hebben, de rode draden die uit onze casuïstiek komen, de signalen en geluiden uit het veld, die we onder andere krijgen via het trendoverleg met VWS, VGN, JZN, Nederlandse GGZ, de IGJ en de VNG.
Hoe verloopt het proces van informatie-inzameling naar vertaalslag en interpretatie?
Als we een nieuw onderzoek opstarten, wordt op basis van het doel, het belang en de meerwaarde van het onderzoek een afweging voor uitvoering van het onderzoek gemaakt. Het onderzoek moet vooral zinvol voor de ontwikkeling van de jeugdhulpsector zijn. Het onderzoeksteam bestaat uit adviseurs en analisten van Monitoren & Signaleren en adviseurs met verschillende expertise en kennis over het onderwerp. In een onderzoeksvoorstel beschrijven zij de hoofdvraag, nut en noodzaak, maar ook de uitvoerbaarheid en in hoeverre het onderzoek het veld belast. Als wordt besloten dat de JA het onderzoek gaat uitvoeren, maken zij een onderzoeksopzet waarin uitgebreider de specifieke onderzoeksvragen, de aanpak en de methodiek worden beschreven. Dan begint het verzamelen van data en informatie. Dit is vaak een combinatie van reeds beschikbare informatie en actuele en aanvullende informatie.
De JA beschikt over veel data vanuit retrospectief onderzoek via openbare bronnen en vanuit de casuïstiek. Data is echter een onderdeel van de werkelijkheid, er zit nog een hele wereld achter. Daarom is het bij onderzoeken vaak ook nodig om gesprekken te voeren met partijen voor een duiding van deze data. Het geeft de gesprekspartners de gelegenheid om open en transparant aan te geven waar ze bijvoorbeeld tegen aan lopen. Met die combinatie van informatie gaan onze analisten vervolgens de rode draden bepalen. Wat leeft er in het veld? Bevestigen de data dit of juist niet? Of wat zien wij zelf vanuit onze kennis en expertise? Op basis van die gemeenschappelijke lijn start het schrijfproces van het rapport. Naast onderzoek dat we in eigen beheer uitvoeren, besteden we ook onderzoek uit aan onderzoeksbureaus, waarbij de JA dan optreedt als opdrachtgever. Afhankelijk van het type onderzoek kan een klankbordgroep worden ingesteld. Daar zitten dan experts en belanghebbenden in die vanuit hun ervaring, kennis en kunde kunnen adviseren in het onderzoekstraject. Aan het einde van het onderzoekstraject biedt de JA de ministeries van VWS en JenV als stelselverantwoordelijke de gelegenheid om het onderzoek te lezen en daarop hun reflectie te geven. Vervolgens biedt de JA het rapport aan de minister en (via de Directie Jeugd) aan de staatssecretaris van VWS. Het onderzoek of rapport wordt in de huidige situatie openbaar gemaakt via een kamerbrief. Tot die tijd is het rapport niet openbaar. Na de bekendmaking delen wij het onderzoek actief op onze website en maken we het bekend via het JA-Magazine en onze communicatiekanalen om zo de jeugdhulpsector en andere stakeholders ook breed te bereiken. Ook organiseren wij bijeenkomsten, webinars en ronde tafelgesprekken om de resultaten van een onderzoek met de sector te delen en vervolgens daarover met elkaar in gesprek te gaan.
Hoe verwacht je dat de onderzoeken van de JA kunnen bijdragen aan concrete veranderingen in de jeugdhulpsector?
De onderzoeken van de JA hebben tot nu toe al knelpunten naar boven gebracht, die breed leven in de sector. Hierbij is het van belang informatie te verzamelen van verschillende partijen om zo een evenwichtig beeld te kunnen geven. Door de corona-quickscans konden we de signalen over de uitvoering van de corona-compensatieregelingen op de juiste tafels agenderen. Een ander onderzoek over governance en bedrijfsvoering heeft tot een neutraal inzicht op dit thema in de jeugdsector geleid waarbij verschillende partijen stappen aan het zetten zijn om daarin beweging te maken. In het verdiepingsonderzoek dat in november 2021 wordt gepubliceerd, geeft de JA op meerdere knelpunten haar reflectie en stimuleert stelselpartijen de handschoen op te pakken. En zo moet het ook, want de JA zelf gaat dat soort dingen niet oplossen, maar vanuit onze signaleerfunctie doen wij de aanbevelingen aan de jeugdhulpsector. Vervolgens zijn zij zelf aan zet om het op te pakken en faciliteren wij waar nodig en van toepassing.
Hoe zie je de verdere ontwikkeling van de JA in relatie tot Monitoren en Signaleren?
Vanuit een bredere behoefte in de sector, die is verwoord in het convenant Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp, werken wij aan de doorontwikkeling van ons Early Warning System (EWS). Vroegsignalering bestaat uit drie activiteiten: data- en informatieverzameling, het voeren van accountgesprekken en het ophalen van signalen uit het veld. We maken hierbij gebruik van informatie en data die reeds beschikbaar zijn en daarnaast gaan we vanaf het najaar 2021 de accountgesprekken met aanbieders, gemeenten en regio’s starten. Ook richt de JA een meldpunt in zodat het veld actief kan melden wanneer zij iets signaleren wat impact kan hebben op de continuïteit van jeugdhulp.
Vanuit het convenant Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp wordt ook de pilot Versterking I-positie Jeugdhulpsector opgestart waarbij de JA met een selecte groep jeugdaanbieders, gemeenten en regio’s gaat uitvinden welke informatie het EWS precies nodig heeft om daadwerkelijke vroegsignalering het meest effectief uit te voeren. De JA gaat zich zodanig ontwikkelen van reactief als gevolg van verouderde cijfers naar proactief op basis van actuele informatie. Hierdoor kan de JA sneller acteren en daar heeft de gehele jeugdhulpsector en niet in de laatste plaats de jeugdigen zelf alleen maar belang bij.