Annemiek van der Laan volgt per 1 januari Kees van Nieuwamerongen op als directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit. In dit dubbelinterview blikken beiden terug én vooruit op de jeugdzorg en de JA. “We hebben meer smoelwerk gekregen in de buitenwereld.”

Kees van Nieuwamerongen is tot 1 januari 2025 directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit.
Annemiek van der Laan is vanaf 1 januari 2025 directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit. Tot die tijd is zij nog directeur van het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ).

Wat is jullie huidige beeld van de jeugdzorgsector en de continuïteit van jeugdzorg?

Van der Laan: “Dat het een kwetsbare sector is. De vraag neemt toe en de capaciteit lijkt af te nemen, vooral door personeelstekorten. Er moeten serieuze gesprekken worden gevoerd, met alle betrokkenen, om structureel goede oplossingen te kunnen bieden.”
Van Nieuwamerongen: “Die kwetsbaarheid zien we ook terug in onze trendanalyses, waarin we onderzoek doen naar de vermogens- en liquiditeitspositie van aanbieders. Met name grote aanbieders hebben het zwaar. Ook maken we ons zorgen over combinatie-aanbieders, die meerdere vormen van zorg aanbieden. Hoe lang gaan zij nog door met hun jeugdzorgactiviteiten? Trekken ze de stekker eruit als ze ieder jaar weer verlies draaien op jeugdzorg?”

Welke rol zien jullie hierin weggelegd voor de Jeugdautoriteit?

Van der Laan: “Ik denk dat de JA met haar opgebouwde kennis en netwerk veel kan bijdragen aan echte samenwerking. De sector is versnipperd, waardoor elke partij een ander doel nastreeft. De JA kan vanuit haar onafhankelijkheid zorgen dat eerst wordt gekeken naar het gezamenlijke belang. Wat heeft de jeugd nodig? Met onze kennis en onderzoeken kunnen we boven de partijen hangen en inzichtelijk maken wat werkt op de langere termijn en welke oplossingen structureel zijn.”
Van Nieuwamerongen: “Een paar jaar geleden hielden wij ons nog vooral met casuïstiek bezig: met jeugdzorgaanbieders in financiële problemen. Nu gaan we steeds meer richting vroegsignalering, om casuïstiek te voorkomen. Daarnaast zoeken we meer de randen van ons mandaat op en geven aan wat er nodig is om het stelsel te verbeteren. We doen ons onderzoek niet voor niets. Ik denk dat dat ook de rol van de JA moet zijn. We zijn een van de weinige onafhankelijke partijen in een versnipperd veld.”
Van der Laan: “Ik vind het zelfs je maatschappelijke plicht om de vinger op de zere plek te leggen.”
Van Nieuwamerongen: “Als de JA samengaat met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kan dat hopelijk nog beter, omdat de NZa wettelijk een onafhankelijke positie heeft.”

"Als JA hebben we nog geen wettelijke basis voor ons toezicht; wel veel bravoure en kennis, waarmee we een hoop compenseren."

Hoe denken jullie over het beoogde samengaan met de NZa? Een goede zaak?

Van der Laan: “Ik geloof erin dat beide partijen elkaar kunnen versterken. De NZa heeft de afgelopen jaren een sterke positie gekregen in het zorglandschap. Kijk bijvoorbeeld naar de rol die de NZa heeft gepakt bij de spreiding van patiënten in de Covid-periode. Er werd toen echt geluisterd en gehandeld naar de adviezen van de NZa. De JA is kleiner, maar heeft een stevige positie binnen het jeugddomein. Ook gaat de JA veel het veld in en komt bij aanbieders en regio’s over de vloer. Die ervaringen kunnen voor de NZa heel verrijkend werken.”
Van Nieuwamerongen: “Als JA hebben we nog geen wettelijke basis voor ons toezicht; wel veel bravoure en kennis, waarmee we een hoop compenseren. Het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en het samengaan met de NZa bieden zeker kansen op het gebied van onafhankelijkheid en positionering. Het is daarnaast ook goed voor onze informatievoorziening. Toen ik bij de JA kwam draaide ons werk vooral om casuïstiek. Nu doen we steeds meer aan vroegsignalering en maken we meer gebruik van data. De NZa heeft veel ervaring met toezicht en het gebruik van data en kan dat helpen professionaliseren.”

Wat gebeurt er nu al in de samenwerking met de NZa?

Van Nieuwamerongen: “We zijn al een paar jaar bezig en hebben met elkaar een gezonde manier van samenwerken ontwikkeld. Bijvoorbeeld met ons onderzoek naar gecombineerde aanbieders dat we dit jaar samen hebben gedaan. Verder werken wij al veel bij de NZa in Utrecht en kijken we samen hoe we omgaan met de wet die eraan zit te komen. Wat betekent dat voor het toezicht op de jeugdzorg? En we hebben afspraken gemaakt over de contracten van onze medewerkers. Die neemt de NZa over, zodat onze kennis behouden blijft.”
Van der Laan: “Ik wil vanaf januari die samenwerking verder intensiveren. Laten we pragmatisch kijken naar hoe we op een soepele manier kunnen integreren en elkaar kunnen versterken. Het bestuur van de NZa denkt daar gelukkig net zo over.”

"Met aandacht in de media, zoals bij de Stand van de Jeugdzorg, draag je als JA bij aan het urgentiebesef van de uitdagingen waar de jeugdzorg voor staat."

Kees, hoe kijk jij terug op de afgelopen 2,5 jaar als directeur van de JA?

Van Nieuwamerongen: “Het was bijzonder om in het jeugdzorgstelsel te werken. Ik wist er weinig van toen ik begon, ook al werkte ik eerder bij het ministerie van VWS. De jeugdzorg is toch een beetje een geïsoleerd eiland binnen de zorg. Toen ik bij de JA kwam draaide het vooral om casuïstiek met wat onderzoek erbij. Nu hebben we er een team Toezicht en een team Data bij, en is er meer kruisbestuiving tussen de collega’s. We hebben ook meer smoelwerk gekregen in de buitenwereld. We zijn een partij waar rekening mee wordt gehouden.”
Van der Laan: “Een goed voorbeeld daarvan vind ik hoe de Stand van de Jeugdzorg in de media kwam. Daar was veel aandacht voor. Daarmee draag je als JA ook bij aan het urgentiebesef van de uitdagingen waar de jeugdzorg voor staat.”
Van Nieuwamerongen: “Dat hebben we geprobeerd te benadrukken; dat er iets moet gebeuren. Iedereen zegt hoe belangrijk de jeugdzorg is, want het gaat om onze kinderen en toekomst. Maar waarom kunnen we het dan niet beter organiseren? Waarom verandert er zo weinig?”
Van der Laan: “Daarvoor zijn die serieuze gesprekken nodig. Eerst kijken naar het gezamenlijk belang en niet met het harnas aan strijden voor je eigen belang. Als je gezamenlijke doelen formuleert, kan je vervolgens bepalen hoe de individuele belangen daarbinnen tot hun recht komen. De JA kan bijdragen aan dat proces.”

Hoe ziet de komende periode er voor jullie uit?

Van der Laan: “Ik wil me eerst onderdompelen in de JA en de jeugdhulpsector, leren wat er allemaal speelt en kennismaken met het veld. Daarnaast gaan we natuurlijk in gesprek met de NZa. Hoe laten we onze samenwerking vliegen?”
Van Nieuwamerongen: “Ik weet nog niet precies wat ik straks ga doen. Ik vind het leuk om weer eens in een ander veld te werken. De lessen uit de jeugdzorg neem ik dan mee naar een andere sector. Wat mij bijvoorbeeld bij is gebleven is mijn bezoek aan de gesloten jeugdhulp in Harreveld. Dat heeft veel indruk gemaakt. De verhalen die ik daar hoorde… Daar zag ik ineens de wereld voorbij alle bestuurlijke gedoetjes waar wij doorgaans mee bezig zijn. En de medewerkers die met hart en ziel voor die kinderen aan de slag gaan. Ik weet dat er in de jeugdzorg misstanden zijn, en het is goed dat die in de media aan het licht komen, maar we mogen ook trots zijn op wat er allemaal wel goed gaat.”

Abonneren op JA Magazine

Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang vier keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.