Opinie

Dit artikel hoort bij: JA Magazine 8

Wéér een toezichthouder

Tekst Kees van Nieuwamerongen

De Jeugdautoriteit is na de decentralisatie van de jeugdhulp opgericht. Er waren aanbieders die in financiële problemen kwamen en vanuit de Jeugdautoriteit kon ondersteuning geboden worden bij het analyseren van hun boeken en bij het opstellen van verbeterplannen. Niet omdat deze aanbieders zo nodig gered moesten worden, maar omdat de zorg die zij leverden wel door moest gaan. De continuïteit van zorg noemen wij dat, en die staat centraal in ons werk. Om die continuïteit te garanderen wil je niet wachten tot het te laat is en de betreffende aanbieder diep in de financiële problemen zit. Om dat voor te zijn, ontwikkelt de Jeugdautoriteit zich steeds meer in de richting van een toezichthouder. En nou hoor ik de lezer al zuchten: alweer een toezichthouder, zitten we daar nou echt op te wachten? Dat is niet helemaal ten onrechte. We hebben in dit land al een flink aantal toezichthouders, inspecties, marktmeesters of hoe je ze ook wilt noemen. Kunnen we de kosten en het personeel van al die toezichthouders niet beter inzetten om kinderen en ouders te helpen?

Terechte vragen, toezichthouders kunnen weleens doekjes voor het bloeden zijn. Er gaat iets mis in het stelsel en in plaats van echte maatregelen komt er een toezichthouder. En toezichthouders bieden vaak niet veel meer dan schijnzekerheid; ook als er toezicht gehouden wordt, kan er van alles mis gaan. Bovendien, kun je de continuïteit van zorg niet het beste dienen door gewoon meer geld aan die aanbieders te geven? Immers, als er meer geld is komen instellingen minder snel in de problemen. Toch?

Als gemeenten en interne toezichthouders zelf boven op de bal zitten, dan hoeft de Jeugdautoriteit niet zo veel te doen.

Om met dat laatste te beginnen, niet per se. De continuïteit van zorgverlening wordt niet per definitie gegarandeerd als er meer geld beschikbaar komt. Zeker in de zorg geldt dat ieder aanbod zijn eigen vraag creëert. Meer geld betekent dan niet zozeer een oplossing voor continuïteitsproblemen, maar mogelijk juist weer nieuwe problemen. Er komt meer aanbod, meer instellingen, misschien ook meer commerciële instellingen en beleggers en uiteindelijk meer gezinnen die de dupe worden van een mogelijk faillissement. Ook kan extra geld weleens ten koste gaan van de professionaliteit; de noodzaak van een efficiënte bedrijfsvoering wordt immers minder, waardoor de instellingen nog kwetsbaarder worden dan ze nu al zijn.

Ik denk dat de sector een hoop te winnen heeft bij een professionaliseringsslag. Gemeenten die in hun opdrachtgeversrol meer inhoud geven aan de specifieke problematiek van aanbieders. En aanbieders die beter weten hoeveel hun activiteiten kosten en opleveren. Bestuurders beseffen dat over het algemeen wel, maar weten ook dat als je binnen je apparaat hierover begint je jezelf niet populair maakt. Natuurlijk moet je weten hoeveel tijd er nodig is voor een specifieke behandeling en natuurlijk kun je niet structureel meer uitgeven dan je ontvangt.

Als aanbieders kwetsbaar blijven, dan is er een noodzaak tot het houden van toezicht. Deze noodzaak bestaat al veel langer, daarom is het jammer dat er nu pas serieuze stappen in die richting gezet worden. We zien dat bij de vele (grote) aanbieders die momenteel in de problemen zitten; ik had er wat voor over gehad om veel eerder te weten wat daar aan de hand was. Dat vraagt om data, inzicht in de financiële situatie van aanbieders. Jaarrekeningen zijn daarvoor niet genoeg, want die komen veel te laat. Bij aanbieders van JeugdzorgPlus zien wij hoe snel de financiële gezondheid kan omslaan. We hebben dus actuele uitvoeringsgegevens nodig en inzicht in de organisatie en de governance van de aanbieders. Hoe wordt er bestuurd en hoe wordt er intern toezicht gehouden, welke rol spelen de regio’s en gemeenten? Als gemeenten en interne toezichthouders zelf boven op de bal zitten, dan hoeft de Jeugdautoriteit immers niet zo veel te doen.

En daar ligt dan ook meteen het antwoord op de vraag waarom er wéér een toezichthouder nodig is. Naast de bestuurders, de intern toezichthouder en de gemeente zou een extern toezichthouder immers overbodig moeten zijn. Het zou mooi zijn als we dat samen in de komende periode kunnen realiseren. Want geloof mij, ook ik vind dat mensen in de jeugdzorg en de jeugdbescherming in de eerste plaats voor kinderen en gezinnen moeten zorgen. Maar dan wel in de wetenschap dat ze dat morgen en volgend jaar ook kunnen doen omdat ze binnen een stabiel en goed georganiseerd bedrijf werken.

Abonneren op JA Magazine

Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.

Lees ook de eerdere column van Kees van Nieuwamerongen: