Het personeelstekort in de jeugdzorg neemt toe, met risico’s voor de continuïteit van zorg. Wat is hieraan te doen? We vragen het aan Ronnie van Diemen, bestuursvoorzitter van Jeugdzorg Nederland, en Maaike van der Aar, landelijk bestuurder FNV Jeugdzorg.
Maken jullie je zorgen om het personeelstekort in de jeugdzorg?
Van Diemen: “Ja. Er staat steeds meer druk op de jeugdzorg. Er zijn veel initiatieven om het beter te maken, maar de personeelstekorten maken het lastig om die te realiseren. Daardoor kan niet altijd passende hulp worden geboden en raken medewerkers uitgeput. Ik hoor vaak de term ‘code rood’ en dat herken ik wel.”
Van der Aar: “Vanuit de arbeidsmarkttafel Jeugdzorg Werkt, waarin we de sector aantrekkelijker proberen te maken voor medewerkers, doen we regelmatig onderzoek naar personeelstekorten. De prognose is dat het in elkaar dondert. Zelfs als het lukt om een zeer aantrekkelijke sector te bouwen hebben we nog een probleem. Dat baart ons veel zorgen. We moeten goed nadenken hoe we het zittende personeel kunnen behouden. Maar in de jeugdzorg is het vaak overleven in de waan van de dag. Er is weinig ruimte om na te denken over de toekomst.”
Wat kunnen we doen om het tij te keren?
Van der Aar: “We kunnen veel meer doen aan het behoud van zittende medewerkers. De overheid en werkgevers doen daar te weinig aan. Dat is niet makkelijk, want de werkdruk is hoog, maar er zijn zeker slagen te maken. Werkgevers zouden elkaar bijvoorbeeld minder moeten beconcurreren en meer onderling afspraken moeten maken. Het stelsel is nu ingericht op een concurrentiemodel, maar dat moet je niet willen in deze sector. Gemeenten kiezen vaak voor de goedkoopste aanbieder en daar worden de arbeidsomstandigheden niet beter van. We zouden dat anders moeten organiseren.”
Van Diemen: “Het is inderdaad onthutsend hoeveel negatieve effecten de decentralisatie heeft gehad op de samenwerking tussen instellingen. Gemeenten zijn vooral op het financiële verhaal ingesprongen, waardoor veel medewerkers continu onder moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen. Aan de andere kant moet de bedrijfsvoering bij veel jeugdzorginstellingen ook beter. Je moet wel kunnen verantwoorden welke kwaliteit je waarborgt, voordat je met gemeenten in gesprek kan over betere tarieven.”
Wat staat jeugdzorginstellingen te doen?
Van Diemen: “De essentie is dat we medewerkers vast moeten zien te houden. Dat kan alleen als we echt goed luisteren naar wat hen bezighoudt in de hulpverlening en ze te faciliteren in hun werk. Juist in zwaar weer is het ontzettend belangrijk om met medewerkers in gesprek te blijven.”
Van der Aar: “Iedereen heeft wel een mening over de jeugdzorg: ouders, de media, de inspectie, of de Jeugdautoriteit. Maar uiteindelijk draait het om de medewerker en de cliënt. Daar moeten we op focussen. Ik vind dat wij als werkgevers- en werknemersverenigingen een buffer moeten zijn voor de medewerkers. Wij moeten soms ‘nee’ zeggen, om medewerkers te beschermen tegen de gekte en versnippering in de sector.”
Van Diemen: “Eens. We moeten samen optrekken en verantwoordelijkheid nemen, met een duidelijke focus: op welke zaken richten we ons en waarom? We moeten meer terug naar de samenwerking in plaats van concurrentie.
Van der Aar: “Het landelijk sociaal plan, dat we met werkgevers en vakbonden gaan opstellen, gaat ook helpen om een georganiseerde medewerkersbeweging vorm te geven tijdens de hervormingen en bezuinigingen. Al hebben we daarover nog wel wat discussies te voeren.”
Van Diemen: “Die discussies zijn nodig. Verandering vraagt om een andere manier van handelen en anders naar zaken kijken. De vakbonden kijken natuurlijk door het oog van de medewerkers en maken ons daar steeds bewust van. Dat is alleen maar goed.”
Wat hebben jullie in de cao afgesproken over verbeteringen van de arbeidsmarkt?
Van Diemen: “Bijvoorbeeld hoe je als medewerker met agressie om kan gaan. Of met hoge werkdruk. Er wordt nu van alles ontwikkeld. We staan niet stil.”
Van der Aar: “Met de Arbeidsmarkttafel Jeugdzorg Werkt, dat voortkomt uit de cao-afspraken, werken we ook hard aan het verbeteren van de arbeidsmarkt. Op die website staan bijvoorbeeld handleidingen en adviezen over het omgaan met werkdruk, met agressie en hoe werknemers meer regie kunnen pakken. Vooral dat laatste zie ik steeds meer terug. Medewerkers in de jeugdzorg emanciperen. Ze leren beter ‘nee’ te zeggen en zelf met hun werkgever in gesprek te gaan als het teveel wordt. Dat is ongelooflijk belangrijk. Tijdens de cao-onderhandelingen zagen we dat ook sterk terug. Medewerkers stonden massaal op voor meer loon en betere werkomstandigheden. Dat was mooi om te zien. Het is essentieel dat medewerkers zichzelf als vakvrouw en vakman zien en initiatief nemen. Zij zijn namelijk de sleutel tot verandering.”
Van Diemen: “Die cultuurverandering is inderdaad heel belangrijk. Het vraagt van werkgevers wel om goed naar medewerkers te luisteren. Ik denk dat we met de huidige cao-afspraken echt de goede weg zijn ingeslagen. Nu moeten we ervoor zorgen dat ons verhaal ook wordt geïmplementeerd. Dat vraagt om focus en continu blijven kijken wat werkt en wat niet.”
Hoe past de loonsverhoging hierin? Dat zet ten slotte ook de financiën van aanbieders onder druk.
Van der Aar: “Die loonsverhoging was in deze sector hard nodig. Aanpalende sectoren zaten veel hoger. En de inflatie was de afgelopen jaren natuurlijk heel hoog. Maar het was vooral de emancipatie van medewerkers die de verhoging mogelijk maakte. We moeten niet denken dat iedereen in de jeugdzorg het allemaal maar alleen uit passie zou moeten doen. Het zijn wel vakmensen en de kachel moet thuis wel roken. Het is ook een stukje beroepseer om te vragen wat je waard bent.”
Van Diemen: “Ik had het moeilijk gevonden als we alleen om geld hadden onderhandeld. Gelukkig ging het over veel meer: over het verbeteren van de sector en de medewerkers in hun kracht zetten. De loonsverhoging was inderdaad nodig, hoe pijnlijk het soms ook is voor de onderhandelingen met opdrachtgevers over tarieven.”
Van der Aar: “Maar als er geen loonsverhoging is, gaan gemeenten zeker niet meer betalen. Het is een wisselwerking.”
Welke veranderingen zijn er nog meer nodig in de sector?
Van der Aar: “Ik vind de jeugdzorg niet goed geregeld. Er is veel versnippering. Er zijn allemaal clubjes die zich met de jeugdzorg bemoeien en de eenzame medewerker moet daarin zijn weg zien te vinden. Het belangrijkste is nu dat de overheden van de stoel van de professional afgaan. De overheid moet zich faciliterend opstellen. Geef medewerkers de ruimte om hun werk te doen.”
Van Diemen: “Dat vraagt wel wat van alle betrokkenen. Jeugdzorginstellingen moeten beter laten zien wat de kwaliteit is van hun werk en daar open over zijn naar alle betrokkenen. Hoe wordt er continu geleerd en hoe worden verbeteringen gerealiseerd? Als we laten zien dat we de juiste kwaliteiten hebben, is het aan gemeenten en de landelijke overheid om daarop te durven vertrouwen. Vertrouwen is essentieel.”
Abonneren op JA Magazine
Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang vier keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.