De zeven gemeenten in de jeugdhulpregio FoodValley (FV) weten elkaar al sinds de decentralisatie van jeugdzorg in 2015 goed te vinden. Vanuit een centraal knooppunt werken de gemeenten samen op het gebied van inkoop, contractmanagement, monitoring en facturatie. Welke voordelen levert dit op? En hoe werkt deze samenwerking in de praktijk?
Waarom werkt de regio FoodValley zo nauw samen op het gebied van jeugdzorg?
Smeets: “Die samenwerking was bij de decentralisatie in 2015 natuurlijk de bedoeling. Met de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel, Renswoude, Rhenen en Veenendaal hebben we dat goed opgepakt. Wat lokaal kan, regelt elke gemeente zelf. Maar vanuit efficiency-oogpunt is het handiger om samen jeugdzorg in te kopen en te factureren. En de gezamenlijke monitoring levert waardevolle informatie op.”
Ten Hove: “Vanaf de start was ons uitgangspunt: hoe kunnen we het aanbieders zo gemakkelijk mogelijk maken? Ons knooppunt probeert de administratiedruk voor aanbieders zo laag mogelijk te houden. Binnen onze regio hebben ze nu met één contractmanager te maken in plaats van zeven. En ze hoeven ook maar één factuur in te dienen.”
Smeets: “De toewijzing van zorg gebeurt wel lokaal, want gemeenten weten het beste welke zorg er voor een cliënt nodig is.”
Beek: “Onze gemeenten werken veel samen, ook op andere vlakken. Deze samenwerking op het gebied van jeugdzorg is daarom logisch. De afgelopen jaren hebben we opnieuw overwogen welke samenwerking het beste past. Dan blijkt telkens dat de huidige jeugdhulpregio goed past en nog prima werkt.”
Wat levert de samenwerking jullie op?
Smeets: “Ons grootste voordeel van de gezamenlijke facturatie is misschien wel de data die we verzamelen. Daarmee kunnen we goed zien wat er in de regio gebeurt op het gebied van jeugdzorg.”
Beek: “We hebben actuele informatie. Dat is echt winst. Bij pilots, bijvoorbeeld bij de afbouw van uithuisplaatsingen, zien we heel snel wat de effecten zijn. En we kunnen de cijfers afzetten tegen die van de andere gemeenten in onze regio.”
Ten Hove: “De data geven duiding aan ontwikkelingen in de regio en ze hebben een voorspellende waarde. Die inzichten helpen om beslissingen te nemen, bijvoorbeeld of we bepaalde zorg extra in moeten kopen.”
Beek: “We kunnen ook gemakkelijk per aanbieder zien hoeveel en welke zorg zij verlenen. Als wij afspraken maken met een aanbieder, bijvoorbeeld over een target voor ambulante begeleiding, dan kunnen we precies volgen of de aangeboden zorg omhoog of juist omlaag gaat. Vervolgens kunnen we daarover in gesprek.”
Smeets: “Dat gesprek is natuurlijk heel belangrijk. Met de data kunnen we signaleren, met gesprekken kunnen we zaken duiden en bijsturen. Een mooi voorbeeld daarvan is het begin van de coronapandemie. Wij zagen al heel snel dat de GGZ-zorg voor meisjes op middelbare schoolleeftijd flink toenam. Daarop zijn we het gesprek aangegaan om te kijken wat we daaraan konden doen.”
Beek: “Bijvoorbeeld door in dit specifieke geval via incidentele NPO-gelden tijdelijk meer psychologische ondersteuning te bieden in samenwerking met de school, om de doelgroep nog eerder te kunnen helpen. Door onze data kunnen we snel handelen, op casusniveau, gemeenteniveau en regionaal niveau.”
Heeft de samenwerking ook nadelen?
Smeets: “Je moet wel met zeven gemeenten afstemmen als je dingen wilt veranderen. Je kan als gemeente niet altijd je eigen keuzes maken. Dat moeten we samen doen. Maar tot nu toe gaat dat goed.”
Beek: “Wij werken met open house-inschrijvingen voor aanbieders, waardoor we een breed aanbod van zorg hebben. En bij bepaalde vormen van specialistische zorg kun je als gemeente zelf kiezen of je het wilt aanbieden. Als je als gemeente iets wil dan kan dat. Het spannendst wordt het wanneer het bij een aanbieder niet goed gaat. Welke gemeente is dan verantwoordelijk om dit op te pakken en welke keuze maak je dan? Als de ene gemeente 500 kinderen bij die aanbieder heeft zitten en de andere maar 10, dan is het antwoord natuurlijk duidelijk. In andere gevallen moet je loyaal zijn aan elkaar. De schouders eronder en gaan. Als er onderling vertrouwen is dan lukt dat.”
Smeets: “Ook daarbij helpt onze data. We kunnen meteen cijfers aanleveren over het aantal jeugdigen en zorguren van elke gemeente bij een bepaalde instelling. Daar is geen tijdrovend onderzoek voor nodig.”
Ten Hove: “Ook met landelijke trends kijken we gezamenlijk hoe we regionaal verbeteringen kunnen aanbrengen. De Jeugdhulpregio FV is beoordeeld als een robuuste regio. En we zijn een van de drie koplopers voor wat betreft de Landelijke Proeftuin. Dat kenmerkt ons als innovatieve regio. We zijn altijd op zoek naar hoe we de zorg voor onze inwoners zo goed, snel en dichtbij als mogelijk kunnen organiseren.”
Hoe werken jullie samen met aanbieders? Niet iedereen lijkt even enthousiast over jullie tarieven.
Smeets: “De spanning op tarieven zit er zeker op. Sinds de decentralisatie staan gemeentebudgetten onder druk. Vooral grote aanbieders hebben het moeilijk. Wij proberen vooral heel transparant te zijn naar aanbieders. We delen altijd onze data met hen en tarieven staan tijdens gesprekken altijd op de agenda. Het afgelopen jaar hebben we onze tarieven herijkt, in dialoog met aanbieders.”
Ten Hove: "Daarvoor hebben we veel sessies met zorgaanbieders gehad.”
Beek: “Dat is een zuiver en stapsgewijs proces geweest. Uiteindelijk is niet iedereen tevreden, maar worden de nieuwe tarieven wel breed gedragen. Het mooie aan ons systeem is dat aanbieders goed weten wat ze aan ons hebben. Ze geven aan dat wij onze zaken goed op orde hebben. Tijdens onze Advies Tafels zien we ook dat onze kennis wordt gewaardeerd.”
Ten Hove: “Bij onze Fysieke Advies Tafels komen aanbieders, beleidswerkers en de inkooporganisatie samen voor het organiseren van de procesafspraken én de inhoudelijke afspraken. Hier onderhandelen we met de aanbieders, halen advies op en stemmen zoveel als mogelijk met elkaar af. Dat is voor ons heel leerzaam.”
Kijk op de website van Jeugdhulpregio FV voor meer informatie.
Welke tips hebben jullie voor andere gemeenten die ook op deze manier willen samenwerken?
Ten Hove: “In alle keuzes die we maken houden we altijd de impact op zorgaanbieders in ons achterhoofd. Wat levert het de aanbieder op? En daarmee de tijd die zorgverleners aan kinderen kunnen besteden? Probeer niet enkel vanuit de backoffice van een gemeente te denken, maar vanuit inwoners en cliënten. Soms betekent het dat wij meer werk hebben. Als dat ten goede komt aan de zorg van onze aanbieders, dan doen we dat.”
Smeets: “Bedenk ook altijd goed op welk niveau je een verantwoordelijkheid neerlegt. Sommige dingen kun je beter lokaal regelen, andere regionaal.”
Beek: “Onze uitdaging voor de komende jaren is hoe we jeugdzorg nog beter verbinden aan andere domeinen, zoals onderwijs en maatschappelijke ondersteuning. Wat wordt daarbij de rol van het knooppunt? Belangrijk bij dat soort vraagstukken is dat je start met wat je samen wilt en niet met wat je samen moet. En uiteindelijk moet je het ook op papier goed regelen. Dan kun je daarop terugvallen als er onenigheid is.”
Ten Hove: “Ook naar aanbieders is dat belangrijk. Wij werken samen met ruim 300 partijen. Dat is best fors. Dan heb je duidelijke afspraken nodig.”
Beek: “Ik heb een paar keer bij een gesprek gezeten tussen een van onze contractmanagers en een aanbieder. Dan is er meestal wat aan de hand. Hoewel we het dan niet altijd eens zijn, is er een basis van onderling vertrouwen en duidelijkheid over verantwoordelijkheden.”
Smeets: “En met die basis voor samenwerking komen we er gelukkig altijd uit.”
Abonneren op JA Magazine
Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.