Caroline Brouns, strategisch zorginkoper bij Zilveren Kruis, was samen met de Jeugdautoriteit betrokken bij de casus Levvel5. Brouns beziet de problemen in de jeugdhulp vanuit haar ervaring in de Wet langdurige zorg (Wlz). “Je moet niet onderschatten wat er komt kijken bij kleinschalige zorg”.

De Wlz

De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt intensieve, levenslange zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening. Het onafhankelijke Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) bepaalt wie in aanmerking komt voor zorg uit de Wlz. Zorg in het kader van de Wlz wordt in elk van de 31 zorgregio’s door één zorgkantoor ingekocht. Zilveren Kruis vervult deze rol voor 11 Nederlandse zorgregio’s. Een klein deel van de jeugdigen die zorg ontvangen in het kader van de Jeugdwet stroomt na het 18e jaar door naar de Wlz.

Je vertegenwoordigde Zilveren Kruis in een financiële klankbordgroep bij de casus Levvel5 in Noord-Holland. Wat viel jou op aan het jeugdhulpstelsel, vergeleken met de Wlz?

Brouns: "Het aantal betrokken partijen, daar schrok ik een beetje van. In een crisissituatie moet je snel kunnen handelen, maar hoe doe je dat als er tientallen gemeenten betrokken zijn? Dat de gemeente Amsterdam het voortouw nam heeft bijgedragen aan de goede afwikkeling.

"Dit sluit aan op iets wat me is opgevallen aan het jeugdhulpstelsel: het systeem maakt dat zorgaanbieders voor veel verschillende gemeenten zorg leveren, dit maakt de uitvoering ingewikkeld. Hier zie ik veel kansen voor de Jeugdzorg. Natuurlijk hebben we op dit vlak ook nog veel te winnen in de Wlz. Wij streven er naar dat professionals zoveel mogelijk directe tijd kunnen besteden aan de zorg voor cliënten en dat zo min mogelijk middelen verdwijnen in overhead.

"Wat betreft leegstandsrisico zie ik ook een opvallend verschil tussen jeugdhulp en Wlz. Bij zorg met een beschikbaarheidsfunctie, zoals crisisopvang, hanteren wij in de Wlz een lagere bezettingsgraad, meestal tussen de 60% en 70%. De zorgaanbieder kan in principe niet afschalen, eigenlijk net als op de eerste hulp in een ziekenhuis: de zorg moet beschikbaar zijn. Aanbieders hebben geen controle over crisisinstroom. Waarom zou je dat risico dan wel neer hen neerleggen? Als je wilt dat een functie beschikbaar is, dan zul je er ook voor moeten betalen. Ik zie gecombineerde aanbieders die in principe de basis op orde hebben, maar toch structureel te kort komen op JeugdzorgPlus."

Jeugdzorg Nederland geeft aan dat die tekorten de reden zijn dat aanbieders niet toekomen aan het ombouwen van JeugdzorgPlus naar kleinschalige alternatieve vormen van zorg met verblijf. Wat kan de jeugdhulp daarin leren van de Wlz, waar al veel langer een beweging naar kleinschaligheid te zien is?

Brouns: “Ik herken de beweging naar kleinschaligheid, in de gehandicaptenzorg en de GGZ hebben gelijksoortig bewegingen plaats gevonden. Je moet niet onderschatten wat er komt kijken bij het organiseren van kleinschalige zorg. Belangrijkste vraag om mee te beginnen is voor welke doelgroepen wil je kleinschalige zorg organiseren? Veel zorg kan inderdaad in de wijk worden georganiseerd, maar voor een aantal doelgroepen zoals Jeugdzorgplus lijkt me dit niet realistisch. Neem een JeugdzorgPlusgroep van acht jongeren met twee begeleiders op een terrein. Kleinschalige zorg in de wijk voor deze groep zal bestaan uit twee groepen van vier cliënten met één begeleider. Eén begeleider voor vier cliënten met dergelijke problematiek is in mijn optiek onverantwoord voor de veiligheid van zowel de cliënten als het personeel. Een kleinschalige groep van vier cliënten heeft dan twee begeleiders nodig. Waar ga je dat personeel vinden? Dat is schaars en wordt nog schaarser. Mijn verwachting is daarom dat kleinschalige zorg voor deze complexe doelgroep op termijn niet houdbaar is. Dit betekent natuurlijk niet dat je deze zorg niet in een kleinere, meer huiselijke setting kunt organiseren. Je zou een middelgrote jeugdhulplocatie met 24 of meer plaatsen kunnen opknippen in vier of zes kleinere groepen met een eigen, gezellige woonsetting, maar met gedeelde faciliteiten zoals nachtzorg. Kortom: kleinschaligheid kan een middel zijn voor het bieden van passende zorg, maar is geen doel op zich.”

Fotoportret van Caroline Brouns
Caroline Brouns is Zorginkoper Gehandicaptenzorg bij Zilveren Kruis Zorgkantoor.

Sommige gecombineerde aanbieders moeten bijleggen op hun jeugdhulpactiviteiten. Komt zo de rekening bij de verzekeraars en zorgkantoren te liggen?

Brouns: “Ik maak zeker mee dat Wlz-aanbieders in de financiële problemen komen door hun activiteiten in jeugdhulpverlening. Als zo’n partij omvalt hebben zorgkantoren een groot probleem, omdat zij een zorgplicht hebben voor Wlz-cliënten. Vaak betreft dit zorg die niet door andere partijen overgenomen kan worden. De tijden zijn wel veranderd: vroeger pasten we makkelijker wat bij om zo’n partij overeind te houden, tegenwoordig zijn we daar terughoudend in. Niet omdat we zo streng zijn, maar omdat we het belangrijk vinden dat problemen op de juiste plek terechtkomen. Problemen in de Jeugdzorg horen opgelost te worden door gemeenten, Jeugdautoriteit en het betrokken ministerie. Het helpt niet als wij vanuit de Wlz pleisters plakken door gecombineerde aanbieders overeind te houden. Dan pakken we de oorzaken van de problemen niet aan, zoals de kostendekkende tarieven in de JeugdzorgPlus.”

LVB-netwerk Kennemerland

In de regio Kennemerland werken inkopers van Zilveren Kruis samen met GGZ- en GZ-organisaties aan een sluitend aanbod voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Caroline Brouns: “Naar schatting zijn er in Nederland 1.4 miljoen mensen met een LVB. Hoe eerder je LVB’ers in het vizier hebt, hoe efficiënter je de zorg kunt inregelen. Wat mij betreft is bovenregionale samenwerking hierbij de sleutel. Daarom kijken we binnen het LVB-netwerk Kennemerland naar de plaatsen waar je deze doelgroep kunt signaleren, zoals het consultatiebureau, de gemeentelijke schuldhulpverlening en de jeugdhulp.”

Zie je ook in de instroom bij de Wlz terug dat er problemen zijn in de jeugdhulp?

Brouns: “In De Wlz wordt de zorgvraag steeds zwaarder en neemt de instroom toe. De problemen in de jeugdhulp helpen daar niet bij. Het veelvuldig doorplaatsen van kinderen in de jeugdhulp zorgt ervoor dat kinderen en hun familie weinig vertrouwen hebben in hulpverleners. Dat werkt door als ze later in de Wlz terecht komen.”

“Als zorgkantoor willen we dat cliënten tijdig passende zorg ontvangen ongeacht vanuit welk domein dit gefinancierd wordt. De gedachte hierbij is dat toekomstige zorgvragen dan (deels) voorkomen kunnen worden door het geven van tijdig passende zorg. Dit is beter voor de cliënt, vraagt minder personeelsinzet (arbeidsmarktproblematiek) en leidt structureel tot minder zorgkosten voor de BV Nederland.  Vanuit menselijk oogpunt gezien: een Wlz-indicatie is voor het leven en impliceert dat je voor altijd hulp nodig hebt. Maar jongeren zijn nog volop in ontwikkeling. Met een Wlz-indicatie gooi je een deur dicht. Je zegt eigenlijk: jij wordt nooit meer beter. Dat doet iets met een mens. Ik gun die jongeren juist een kans en perspectief.”

Abonneren op JA Magazine

Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.

Lees verder:

  • Nicolette Kroon was projectleider bij de casus Levvel5 namens de gemeente Amsterdam;
  • Mariënne Verhoef, bestuurder van Levvel, over de impact van COVID-19 op jeugdhulp;
  • Bas Timman (Jeugdformaat) over de rol van de Jeugdautoriteit in het stelsel.