Anja Verburg van Jeugdzorg Nederland over het signaleren van risico’s én de risico’s van signaleren
In het Convenant Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp hebben stelselpartners afgesproken de informatiepositie van de JA te verbeteren. Daarom heeft de JA een Early Warning System (EWS) ontwikkeld, waarmee continuïteitsrisico’s bij jeugdhulpaanbieders vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd. Na een pilotfase in 2022 wordt het EWS nu landelijk uitgerold. Namens Jeugdzorg Nederland was senior beleidsadviseur Anja Verburg betrokken bij zowel het opstellen van het convenant als het ontwikkelen van het EWS.
De hoge administratiedruk is al tijden een belangrijk thema in de jeugdzorg. Ben je op je hoede als de JA aangeeft een monitor op te zetten die afhankelijk is van data van aanbieders?
Verburg: “Daar ben ik tijdens het opzetten van het EWS zeker alert op geweest. Ik heb veel ruggespraak gehad over administratielast met de bij Jeugdzorg Nederland aangesloten aanbieders. Toen de JA aangaf data per kwartaal te willen opvragen, waar de standaard jaarlijks is, heb ik met aanbieders van verschillende grootte overlegd welke impact dat zou hebben op hun administratielast. Om dat soort vragen te kunnen beantwoorden was de pilot heel belangrijk. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op indicatoren die voor aanbieders zelf in de bedrijfsvoering relevant zijn. Dus met een beperkte aanpassing in hun systemen zullen die data meestal wel beschikbaar zijn.”
“Belangrijker dan de administratielast is wat je er uiteindelijk mee bereikt. Als het tijd en geld kost maar ook veel oplevert, zul je aanbieders sneller meekrijgen. In mijn ervaring gaat het in de jeugdzorg vooral mis bij het maken van adequate afspraken met opdrachtgevers; passende tarieven, duidelijke contractering en sturen op hoofdlijnen in plaats van op microniveau. Het is mooi dat de JA op basis van het EWS in gesprek gaat en partijen om tafel zet, maar daarna moet er ook doorzettingsmacht zijn om iets te veranderen. Als dat lukt, is het EWS de moeite waard.”
Dat aanbieders onder druk staan kan een probleem zijn bij het aanleveren van gegevens. De JA vraagt aanbieders of ze willen meewerken, maar kan ze daartoe niet verplichten. Zie je daar risico’s?
“Dat kan een risico zijn. Veel aanbieders ervaren te veel administratieve lasten, hebben te maken met onvervulde vacatures en hebben weinig tijd om vragenlijsten in te vullen. Laatst vertelde een grote aanbieder dat ze elke week wel een vragenlijst in moeten vullen voor een gemeente voor kostprijsonderzoek. Het zou fijn zijn als de data die aanbieders moeten aanleveren bij gemeenten meer op elkaar aansluiten, zodat er niet verschillende datasets, definities en termijnen zijn waaraan voldaan moet worden. Daar heb ik bij het EWS op gelet. Wij doen als Jeugdzorg Nederland ook wel eens onderzoek, recentelijk heb ik input aan onze leden gevraagd voor een onderzoek naar de bedrijfsvoering. Dan stromen de reacties ook niet direct binnen. Ik weet daarom niet of een aanleververplichting van data voor het EWS een goede oplossing is. Jeugdzorgbestuurders onderschrijven over het algemeen het doel van het EWS wel, maar staan nu eenmaal onder grote druk.”
Op termijn zullen de taken van de JA wettelijk verankerd worden, en uiteindelijk ondergebracht worden bij de NZa. Kan een minder vrijblijvende rol als toezichthouder van de JA het EWS helpen?
“Dat zou kunnen. Tegelijkertijd heeft de JA een veelzijdiger rol dan de NZa als het gaat om gemeenten en regio’s. De NZa geeft wel inzicht in het stelsel, maar oefent alleen toezicht uit op aanbieders. Ik hoop dat er bij de Jeugdautoriteit na een samensmelting ook ruimte is voor het aanspreken van regio’s en gemeenten op hun rol in een casus.”
“Je zou zeggen dat aanbieders zich zelf bij de Jeugdautoriteit melden als ze hulp nodig hebben, maar tijdens de pilotfase heeft de JA er een paar aanbieders uitgepikt die zelf op dat moment niet vonden dat er bij hen een risico op discontinuïteit was. De reden daarvoor ken ik niet. Mogelijk hebben sommige aanbieders geen goed beeld van hun eigen bedrijfsvoering, of zijn er bestuurders die problemen zien als hun eigen verantwoordelijkheid. Hoe dan ook zou het mooi zijn als de JA niet alleen problemen constateert en met mensen om tafel gaat, maar ook kan bijdragen aan oplossingen, zoals passende jeugdzorgcontracten met passende tarieven.”
Doen gemeenten - als opdrachtgevers - zelf geen onderzoek naar de risico’s op discontinuïteit van jeugdzorg?
“Het huidige jeugdzorgstelsel zit zo in elkaar dat aanbieders voor veel verschillende gemeenten tegelijk werken. De meeste gemeenten hebben alleen inzicht in hun eigen jeugd, en hebben geen inzicht op aanbiederniveau. Het is wel zo dat gemeenten zich beter zouden kunnen verdiepen in de stabiliteit van aanbieders. Met het vooraf doorpluizen van bijvoorbeeld jaarrekeningen en hierover in gesprek te gaan met aanbieders kunnen gemeenten sommige problemen voor zijn. Gemeenten en regio’s krijgen in het reguliere berichtenverkeer een hoop data binnen, maar doen daar lang niet altijd iets mee. In de regio’s West-Brabant West en Drenthe bijvoorbeeld zien we dat de data in uitgebreide dashboards worden geanalyseerd. Dat is een mooie stap waar andere regio’s en gemeenten een voorbeeld aan kunnen nemen.”
Wanneer is het EWS voor Jeugdzorg Nederland een succes?
“Het EWS kan natuurlijk helpen problemen bij aanbieders eerder aan het licht te brengen, maar ik zie de functie breder: het is een stap naar professionalisering van de informatievoorzienging en stelselbreed inzicht. Als het EWS straks op volle kracht draait, kan het een waardevol beeld van het stelsel geven. Die informatie is voor aanbieders ook welkom als benchmark; hoe doe je het vergeleken met landelijke of regionale gemiddelden? Het is technisch misschien niet makkelijk om dat te regelen, maar het zou mooi zijn als de JA op termijn een manier vindt om die informatie terug te geven aan jeugdzorgaanbieders. Daarmee kun je bijdragen aan verdere professionalisering van de sector.”
Abonneren op JA Magazine
Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.
Lees verder:
- Nicolette Kroon was projectleider bij de casus Levvel5 namens de gemeente Amsterdam;
- Mariënne Verhoef, bestuurder van Levvel, over de impact van COVID-19 op jeugdhulp;
- Bas Timman (Jeugdformaat) over de rol van de Jeugdautoriteit in het stelsel.