Tekst Kees van Nieuwamerongen
Afgelopen week belandde er een rapportage uit ons Early Warning System (EWS) in mijn mailbox. Met dit systeem, een digitale uitvraag bij de grote aanbieders van jeugdzorg, brengen wij in beeld welke risico’s er zijn voor de continuïteit van jeugdzorg. Zo’n beeld is voor ons belangrijk, omdat het een eerste indicatie geeft van de risico’s die aanbieders lopen. Met hen willen wij graag in gesprek om te kijken hoe we potentiële financiële problemen oplossen. Kortom, het EWS helpt uw organisatie om te voorkomen dat de continuïteit van zorg in het geding komt. Het zal niemand verbazen dat kengetallen die een beeld geven van de financiële gezondheid van aanbieders daarbij een grote rol spelen. Maar we stellen ook vragen over personeel en de geleverde productie. En we stellen de (misschien wel meest inzichtelijke) vraag: ‘Welke risico’s ziet u zelf?’
De rapportage in mijn mailbox ging over deze laatste vraag en gaf een bevestiging van wat wij eigenlijk allemaal wel weten: het grootste risico dat aanbieders zien voor de continuïteit van zorg is het gebrek aan goed gekwalificeerd personeel. Voor een deel is ook dit weer een financieel probleem. Bij een groot aantal aanbieders zien wij namelijk dat de personeelskosten gedurende het jaar (veel) hoger uitkomen dan begroot. Vaak hebben deze aanbieders hun ‘gaten’ gevuld met de inhuur van personeel via verschillende intermediairs. Maar ook zorginhoudelijk betekent een tekort aan personeel veel. Hoe behoud je ervaren personeel en voorkom je dat nauwelijks ingewerkte medewerkers te grote verantwoordelijkheden krijgen? Bij verschillende aanbieders worden momenteel groepen of afdelingen gesloten om te voorkomen dat door een te grote workload onacceptabele risico’s worden gelopen. In reactie hierop heeft een aantal politieke partijen in hun (concept-)verkiezingsprogramma’s aangegeven dat zij toe willen naar een verbod op het inhuren van personeel dat niet in loondienst is. Maar ja, ontstaat er daardoor dan echt een groter aanbod van personeel dat wel in loondienst wil?
Andere risico’s die aanbieders aandragen in het EWS betreffen de onzekerheid over aanbestedingstrajecten. Hoe moet je langetermijnontwikkelingen organiseren als je er niet zeker van bent of gemeenten je volgend jaar opnieuw contracteren? Misschien ontstaat er een beleidsverandering waardoor de gemeente verwacht dat je volgend jaar als hoofd- of onderaannemer optreedt.
Zelf ben ik geneigd om er nog een andere groep risico’s aan toe te voegen, namelijk hoe is het gesteld met de interne organisatie, de sturing en het management? Is tegenspraak mogelijk? Hoe werkt de Raad van Toezicht? En is de administratieve organisatie op orde? Streeft de organisatie naar verbetering van de kwaliteit van zorg, of naar een steeds grotere organisatie die op steeds meer terreinen actief wil zijn? En moet je dat eigenlijk wel willen, steeds groter groeiende aanbieders? We hebben het dan over de governance van de organisatie.
Als je toezicht moet houden op de continuïteit en de beschikbaarheid van zorg, dan moet je dus op enorm veel dingen letten. Bedrijfseconomisch en organisatorisch uiteraard, maar ook houding en gedrag binnen een sector zijn van belang. Hoe verhouden gemeenten en aanbieders zich bijvoorbeeld tot elkaar als er nieuw aanbesteed moet worden? Vertrouwen ze elkaar en zijn ze geneigd om samen te werken, of heerst er een sfeer van wantrouwen over en weer? Kengetallen en data kunnen daarbij helpen, vooral om kwetsbaarheden te identificeren. Maar daarmee ben je er niet. In 2013 heeft de commissie Behoorlijk Bestuur, onder voorzitterschap van Femke Halsema, een advies uitgebracht dat veel toezichthouders nog steeds gebruiken. De commissie beschrijft hoe de politiek, bestuurders en toezichthouders snel vervallen in regelreflexen of lijstjes die afgevinkt moeten worden om risico’s te voorkomen. Uiteindelijk is toezichthouden en besturen echter niet het opstellen of volgen van regels. Het is de bereidheid om soms lastige gesprekken te voeren. Gesprekken over geld, personeel, aansturing en vertrouwen.
Dat is waar de Jeugdautoriteit met het Early Warning System aan bijdraagt. Wij willen kennis opdoen, leren over risico’s en manieren om die te voorkomen. En we willen daarmee vervolgens met de sector over in gesprek gaan. Het zijn goede, maar soms ook best lastige gesprekken die perspectief bieden en waar wij allemaal beter van worden. De JA maakt daar grote stappen in, met de ontwikkeling van ons eigen toezicht, met (stelsel)onderzoeken en het verzamelen en interpreteren van data zoals het EWS. En uiteraard blijven wij aanbieders in problemen ondersteunen en adviseren waar mogelijk, om de continuïteit en beschikbaarheid van zorg te garanderen. Daarmee groeien wij steeds meer in de richting van de taken die de NZa krijgt als de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdhulp wordt ingevoerd.
Abonneren op JA Magazine
Abonneer je gratis op het online magazine van de Jeugdautoriteit en ontvang zes keer per jaar de nieuwe editie altijd direct in je mailbox.